Alles weten over erwten
Wat betreft smaak zijn verse erwtjes uit de tuin niet te evenaren. Gezaaid onder glas vanaf eind januari, worden ze begin maart in de tuin uitgeplant. De eerste oogst is dan te verwachten in de tweede helft van mei.
Hoe kiezen?
Er zijn erwten met ronde, gladde zaden en met gedeukte zaden, gekreuktzadige erwten. Gladzadige erwtenrassen lenen zich het best voor de vroegste teelten. Gekreuktzadige erwten zijn groter, worden doorgaans wat later in het voorjaar gezaaid en kunnen beter tegen de warmte. Zij zijn ook zoeter van smaak. Hoge erwten (moeten) groeien langs een gaas of steunhout.
Doperwten
Men eet de erwten die uit de harde peulen worden gehaald.
Mechelse krombek, hoog, gladzadig.
Wonder van Kelvedon, laag, gekreuktzadige.
Kalife, laag, gladzadig, zeer geschikt om te diepvriezen.
Peulen (sluimerwten)
De (jonge) zachte peulen, waarin zich nog heel kleine erwten bevinden, worden in hun geheel gegeten.
Norli, laag.
Reuzensuiker, halfhoog.
Erwten groeien in alle lichte gronden, behalve te kalkrijke en te natte grond. Stikstofhoudende meststof toedienen is niet nodig aangezien de planten in staat zijn stikstof uit de atmosfeer vast te leggen. Te veel stikstof toedienen leidt tot een te weelderig gewas en bemoeilijkt de vorming van peulen. Erwten hebben een zonnige standplaats nodig.
Zaaien.
Erwten worden gezaaid van februari tot eind april. Een goed bewerkte luchtige grond is nodig voor een goede opkomst en voorkomt dat de zaden gaan rotten. Er wordt in rijen gezaaid die ca. 50 cm uit elkaar liggen. In een geul van 2 tot 4 cm diep legt men om de 2,5 cm een zaadje. Oppassen voor vogelvraat in de eerste weken na het uitplanten. De planten hebben baat bij wat steun die belet dat ze op de grond gaan liggen en door het contact met de vochtige bodem gaan rotten. Dat geldt op de eerste plaats voor de hoge variëteiten.
Oogsten.
Na een groeiduur van twee tot drie maanden is het tijd om te oogsten. Van zodra de eerste jonge peulen verschijnen wordt er geoogst. Dat bevordert de ontwikkeling van nieuwe peulen. Hou bij het plukken de planten bij de stengels vast om te vermijden dat je ze in hun geheel uittrekt. Zeker bij peulen, zijn de jongste, de malste, de zoetste en de lekkerste.
Smakelijk!